Amalia van Solms (1602-1675). Als een vorstin
(65 minuten. Vergunning tot opvoering via Bredero nr. 6064. Inzage script via info@historisch-theater.nl)

Eerste opvoering op 17 9 2011 in het Koetshuis van Museum Van Loon te Amsterdam door Anna Nicolaï.

Twee fragment:
Iedereen noemt het afgezette koningspaar Winterkoning en Winterkoningin. Er komt steun van de Oranjes. April 1621, Elisabeth, haar man Frederik en een ruime hofhouding - waaronder schoenpoetser, wijnflesopener en ik - gaan wonen in Den Haag. Elisabeth en Frederik, allebei vierentwintig, leven als vorsten, geven feesten en banketten. Een Haagse schoolmeester noteert in zijn dagboek:
- Koning en koningin van Bohemen in koets voorbij zien gaan.
- Ik zat tegenover de koning en koningin van Bohemen tijdens een kerkdienst in de Haagse Kloosterkerk.
- Vandaag had ik het grote voorrecht om te kijken terwijl de koning en koningin van Bohemen aan tafel zaten. Ik heb ze zien eten.

27 Mei 1626, ik krijg een zoon. Een deputatie van de Staten-Generaal wenst mij geluk. Vreugdevuren in het hele land, klokgelui. Hij heet Willem en is onze erfprins van Oranje. Elisabeth is peetmoeder. Zij schenkt een gouden bekken en lampetkan.
Een min geeft mijn zoon de borst. Ik neem hem over.
Wat zegt hij dan? Vraag ik.
Tata, zegt Willem.